Wichie van ’t Meras

Posted by Editor on August 19, 2021

 

Vanaf de Hondsrug had je een prachtig uitzicht. De zon kwam net op boven de venen en de witte wieven dansten hun laatste dans in het prille ochtendlicht.

Marchientje was op weg naar huis. De hele winter was ze bij otie Sanders geweest. Otie was vlak na de Zuidlaardermarkt ziek geworden en ze knapte maar niet op. Dokter wist niet goed wat het was. Otie’s reumatiek was erger dan de voorgaande jaren en ze hoestte de longen uit haar lijf. Opa werd er ook niet beter op. Zijn kromgewerkte lichaam was moe en nu otie ook nog ziek was zagen ze als een berg op tegen de winter. Het turfhok lag vol, dat gelukkig wel. Daar had Hendrik voor gezorgd. Die werkte alle dagen in het veen en kon zo zijn ouders van turf voorzien.

Opa had de aardappels nog niet allemaal uit de tuin en ook de wortels moesten er nodig uit. Hulp was nodig. De noabers deden wat ze konden, maar hadden ook hun eigen drukte. De laatste turf moest van de velden gehaald en droog opgeslagen worden en ze hadden niet veel tijd om naar otie en opa om te zien. Logisch dus dat Marchientje een poosje bij opa en otie ging logeren.

Ze had zich erop verheugd. Thuis was het ook maar druk met al die broertjes en zusjes. 2 broertjes en 3 zusjes, allemaal jonger en zoveel konden ze nog niet. Er kwam vast snel weer een bij. Dat had ze wel gezien hoor. Moeke haar rok stond aardig bol en meestal was er dan maar zo een broertje of zusje bij.

Marchientje had flink geholpen in de zomer met de wek. Een prachtig gezicht al die potten in de kast die pa afgelopen winter gemaakt had. De snijbonen stonden in het zout en de witte kolen voor de zuurkool waren bijna klaar. Nog even en het varken zou geslacht worden. Best wel eng hoor, maar de heerlijke worsten die moeke dan maakte, de bloedworst, de hammen en natuurlijk het gezouten vlees uit de pot maakten de winter iets minder koud. Otie en opa deelden vanzelfsprekend mee in de vleesvreugde. Want zo hoorde dat.

En toen werd otie dus ziek. En was Marchientje begin november, net na de slacht, met opa meegegaan naar Buinen. Otie was blij met Marchientje. Het was een vrolijk wichtje, handig ook en met haar 9 jaren al vroeg wijs. Marchientje kon lezen! Dat had ze op school geleerd want ’s winters mocht Marchientje naar school. Toen ze kon lezen en schrijven vond pa het wel genoeg. De bovenmeester was toen helemaal naar achter op ’t Meras gelopen om met pa te praten. Marchientje was zo’n helder wichtje. Daar kon pa nog veel plezier van beleven als hij haar ook de volgende winter weer naar school liet gaan. Misschien kon Marchientje dan later zelf wel juffrouw worden of meidje bij de dokter. Dat was toch veel fijner dan altijd mee naar het veen?

Meester kon natuurlijk niet weten dat moeke daar niet zo blij mee was. Dat betekende dat Marchientje voor de winter andere kleren moest, want je moest toch een beetje goed voor de dag komen. En schoenen, want op klompen door de sneeuw, dat was geen pretje. Moeke had haar beklag gedaan bij otie en otie had moeke ervan overtuigd dat het geen kwaad kon dat Marchientje langer naar school ging. Hoe ze dat gedaan had dat wist Marchientje nog steeds niet, maar afgelopen winter was heerlijk geweest op school. En van otie had ze schoenen gekregen en een warme jas. Op school was de kachel aan en meester had prachtige prentenboeken met geschiedenisplaten van de hunebedbouwers. Hunebedden had ze nog nooit gezien, maar in Borger moest een grote staan. En dan droomde ze weg met haar gedachten naar de oude tijd en bedacht hoe het zou zijn als je toen een meisje was geweest. Zouden ze toen ook al school gehad hebben? Daar stond niets over in de boeken van meester.

Deze winter was Marchientje naar school geweest in Buinen. En dat was nog eens wat anders! Veel meer meisjes van 9 gingen daar naar school. De bovenmeester was erg streng en had een puntbaardje. Hij had een raar brilletje met een glas die hij voor zijn oog zette en een mooie zwarte wandelstok. Wanneer hij boos werd, dan kon hij daar hard mee slaan. Marchientje niet hoor, daar werd hij niet boos op. Wel op een paar vervelende jongens die altijd streken uithaalden. Laatst hadden ze nog de vlechten van Antje in de inktpot gestopt. Smerig dat dat was! De meester had het gezien en ze hadden midden voor de klas een pak slaag gekregen met de stok en de rest van de dag in het turfhok gezeten. Koud dat ze het gehad hadden. Maar dan moet je natuurlijk ook maar niet zo vervelend doen.

Als Marchientje thuis kwam uit school ging ze otie helpen. Ze stookte de wasketel op en kon al flink schrobben op de was. Haalde de asladen leeg, veegde de vloer en mocht van otie ook al strijken met het zware strijkijzer. Dat was nog best wel moeilijk hoor! Wanneer er niet zoveel te doen was, stopte ze de sokken voor otie. Die kon dat niet zo goed meer zien en otie was dan aan het breien. Dat kon ze wel met de ogen dicht zoveel sokken had ze al in haar leven gebreid. Marchientje vond dat zo gezellig. Ze dronken dan een kommetje warme geitenmelk en heel soms deed otie er een beetje anijs in. Dat was toch lekker! Het hoogtepunt van de dag was voor otie net na het eten. Marchientje las dan een verhaal voor uit de bijbel die otie vroeger van haar moeder had gekregen toen ze belijdenis had gedaan. Een prachtig exemplaar met zilveren krabben die open en dicht konden. Het mooiste verhaal vond Marchientje dat van de verloren zoon. Slapen tussen de varkens…brr, daar moest je toch niet aan denken! Ze had tussen de bladzijden waar dat verhaal stond een hele mooie pauwenveer gelegd. Zo kon ze het altijd snel vinden.

Otie was langzamerhand hersteld en deed alles weer in huis. Het was intussen voorjaar geworden en door de warme zonnestralen ging het ook een stuk beter met de reumatiek. Zelfs opa liep meer rechtop. Gisteren had otie gezegd dat Marchientje morgen weer naar huis zou gaan. Moeke had haar nu nodig want er was een nieuw poppie in huis. Een jongetje, mager als een speenvarken en met enorme honger. Moeke had het er maar druk mee en pa had Marchientje nodig op het turfveld nu moeke niet mee kon.

Ze was nieuwsgierig naar het nieuwe poppie. Het liefst was ze bij otie en opa gebleven, maar zo’n nieuw poppie was toch ook wel heel leuk. En misschien mocht ze er nu vaker voor zorgen, want ze was immers al groot? Wanneer je voor opa en otie kunt zorgen, kun je ook wel voor zo’n poppie zorgen!

Marchientje was vroeg opgestaan vandaag. Otie had haar om half zes wakker gemaakt. Ze aten samen een kom heerlijke boekweitepap en toen had Marchientje haar spulletjes in een doek gepakt. Otie bond ze netjes samen zodat ze onderweg niet uit de doek zouden vallen. Voor het poppie kreeg ze nog een kruikje geitenmelk mee en zo was ze op pad gegaan.

Ze stond even stil aan het eind van de straat voor ze de Osdijk op zou lopen. Er blinkte een traan in haar ooghoek. Ze zou Buinen, otie en opa missen maar wat lag ’t Meras daar in de verte prachtig te blinken in het ochtendlicht. Daar woonde haar volkje, daar wachtte het nieuwe poppie, daar hoorde ze thuis.

Marchientje zette er stevig de pas in. Na de laatste bocht zag ze iemand tegemoet komen. Was dat pa? Warempel, ja! Ze ging harder lopen en 2 sterke armen vingen het wichie van ’t Meras op. “Ik heb je gemist meidje, fijn dat je er weer bent! Kom, dan gaan we naar moeke. Moeke heeft een poffert gebakken en als we niet snel zijn dan is ‘ie weg!”

De lach van Marchientje klaterde over het veld. Thuus op ’t Meras…